Gottfried Mayerhofer (1807 - 1877)
In het zevende jaar na het overlijden van Jakob Lorber ontving Gottfried
Mayerhofer in maart 1870 in Triëst, als voortzetting van de Nieuwe Openbaring
het eerste dictaat van de Heer.
Geboren in München als zoon van een officier, begon Gottfried Mayerhofer
eveneens aan een militaire loopbaan. Hij hield echter ook voordrachten over
wiskunde, hij musiceerde en componeerde, en ontwikkelde zich in het
landschapschilderen.
Toen de Beierse prins Otto koning van Griekenland werd, meldde Mayerhofer zich
als majoor vrijwillig aan bij zijn persoonlijk gevolg, en kwam zo naar
Griekenland. Daar trouwde hij met de dochter van een Atheense groothandelaar,
Aspasia van Isay.
Enkele jaren later verplaatste zijn schoonvader zijn handelsonderneming naar
Triëst. Op aandringen van Aspasia, die sterk aan haar vader hing, nam Mayerhofer
ontslag uit zijn militaire dienst aan het Griekse koningshof en de hele familie
verhuisde naar Triëst. Maar omdat Griekenland geen pensioenen betaalde naar het
buitenland, had Mayerhofer nu geen vast inkomen meer. Om financieel echter niet
geheel van zijn vrouw afhankelijk te zijn, wijdde hij zich aan de hand van zijn
talrijke uit Griekenland meegebrachte schetsen nu echt intensief aan het
landschapschilderen.
Doordat hij de naar Triëst overgeplaatste militaire arts dr. Waidele kende, die
in Graz tot de nauwere kring rond Jakob Lorber had behoord en daarna ook in
Triëst ijverig voortging Lorber teksten over te schrijven, raakte Gottfried
Mayerhofer bekend met de Nieuwe Openbaring. En om mee te helpen aan de verdere
verbreiding van dit ‘nieuwe licht’ dat hem enthousiast maakte, begon ook hij
Lorber teksten (meestal vanuit het handschrift van Waidele) over te schrijven.
Zo werd Mayerhofer ook geestelijk gewekt en voorbereid tot een werktuig van de
Heer.
Door dr. Waidele werd ook de al jaren ernstig zieke marine arts uit Triëst, dr.
Medeotti, naar Lorber gebracht, en deze werd, na een succesvol toepassing van de
zonnekuur van Lorber, eveneens een vurig aanhanger en apostel van de Nieuwe
Openbaring.
In die tijd werkte echter ook de latere uitgever van de Nieuwe Openbaring en
grondlegger van het ‘Lorber Verlag’ te Bietigheim, Christoph Friedrich Landbeck,
die zich steeds had beziggehouden met de mystieke kant van het leven in Triëst.
Hij werkte daar in zijn beroep als reclameschilder in dezelfde werkplaats waar
Gottfried Mayerhofer de spieramen voor zijn olieverfschilderijen liet
vervaardigen. Zo kwam het in het voorjaar van 1870 tot een persoonlijke
kennismaking van de destijds dertigjarige Landbeck met de ‘oude majoor’. Deze
schonk hem het kleine Lorber geschrift ‘De vlieg’ en won de jonge vriend, die
toen nog ‘naar de sluitsteen van zijn wereldbeschouwing’ zocht, eveneens voor
het ‘nieuwe licht’.
Nu was er dus een stevige band geknoopt tussen Lorber en de voorlopig nog kleine
gemeenschap in Triëst.
In deze tijd had Gottfried Mayerhofer door het schrijfwerk in de avond en vaak
ook nog ’s nachts want het daglicht behoorde het schilderen toe een oogkwaal
opgelopen en moest aan staar geopereerd worden. Daarop besloot Landbeck zijn
werk als reclameschilder op te geven en zich geheel in dienst te stellen van de
Lorber gemeenschap in Triëst. Hij schreef nu op wat Mayerhofer hem dicteerde en
magnetiseerde ook in opdracht van de Heer zijn ogen, opdat ze niet slechter
zouden worden. Tussendoor bezocht en ‘bediende’ Landbeck ook de patiënten van
dr. Medeotti.
In maart 1870 ontving Gottfried Mayerhofer voor het eerst een mededeling van de
Heer. In de volgende zeven jaar tot aan zijn overlijden op Goede Vrijdag 1877
ontstonden vervolgens, naast talrijke gelegenheidswoorden, de beide grote cycli
‘Levensgeheimen’ en ‘Geheimen der schepping’, evenals de unieke verzameling van
53 ‘Predikingen van de Heer’ voor alle zondagen van het kerkelijk jaar.
Over de toedracht van de inspiratie en het schrijven bericht Landbeck in zijn
levensherinneringen, dat Mayerhofer het te beschrijven materiaal gewoonlijk bij
het wakker worden aanvankelijk als in een levend beeld of als panorama in een
heerlijke helderheid geestelijk mocht aanschouwen. Gedurende het latere
opschrijven in een ononderbroken pennenstroom verbleekten deze visioenen.
Dikwijls was het Gottfried Mayerhofer ook gegeven de geestelijke mensen achter
het natuurlijke omhulsel te zien. Bovendien getuigt Landbeck ook van Mayerhofers
‘gave om te genezen, tot heil van velen’.
Toen de eerste uitgever van de Lorber geschriften, Johannes Busch in Dresden, in
het jaar 1877 (destijds al een grijsaard van vierentachtig jaar) na een arbeid
van zeven jaar het drukken van het gehele Johannes werk had voltooid en daarbij
in erge geldnood was geraakt, sprong Mayerhofer helpend en reddend in; ondanks
zijn zieke ogen was hij toch weer begonnen te schilderen om middelen voor
Dresden te verschaffen. Als getuigen van deze liefdesdienst voor het werk van de
Nieuwe Openbaring bevinden zich nog heden ten dage drie olieverfschilderijen van
zijn hand in het bezit van het ‘Lorber Verlag’ te Bietigheim.
De teksten van de beide natuur en tegelijkertijd geesteswetenschappelijke cycli
van Gottfried Mayerhofer, ‘Levensgeheimen’ en ‘Geheimen der schepping’ (waarvan
ettelijke dictaten ontstonden naar aanleiding van mondelinge of schriftelijke
vragen), bezaten reeds in hun tijd de hoogste actualiteit waaraan ze tot op
heden niet hebben ingeboet!
Het was het tijdperk van de regelrecht explosieve ontplooiing van alle
natuurwetenschappelijke disciplines. De wetenschap waande zich op een
onvergelijkelijke overwinningstocht, de ene uitvinding volgde op de andere, het
verstand en daarmee het materialisme vierden triomfen. Echter, alles wat voor de
vijf zintuigen van de mens niet direct of tenminste via experimenten
toegankelijk was, werd genegeerd en was niet in tel.
Uit deze geestelijke situatie van de late negentiende eeuw die zich in onze
tegenwoordige tijd weliswaar langzamerhand begint te wijzigen, maar zich nog
altijd overwegend naar het zuiver materialistische wereldbeeld oriënteert
begrijpen wij de onvermoeibare indringendheid, waarmee de Heer ons via Gottfried
Mayerhofer de geestelijke dimensies van al het levende in steeds weer nieuwe
aspecten en diepgaande uiteenzettingen heeft onthuld, en waarmee Hij ons er
bewijzen voor aandraagt hoezeer de materie toch ‘niets’ is; de materie waarin de
mens zich in minachting voor de goddelijke zijnsordening heeft ingegraven en
zich zelfs, in geestelijke zin, tegenwoordig reeds begraven heeft.
Moge het woord van de Heer dat ons via Gottfried Mayerhofer in deze pakkende en
deels zelfs adembenemende teksten is geschonken, als een ware genadegave voor
onze tijd begrepen worden; moge het nu eindelijk wijd en zijd gehoord en ter
harte genomen worden, opdat ‘het oude, reeds lang vergeten en ondermijnde
bouwsel van het geestelijke mensenleven weer opgebouwd wordt!’.
H.E. Sponder