Het hiernamaals in het profetische werk van Jakob Lorber

Nog steeds zijn de boeken van Jakob Lorber (1800-1864) uit Stiermarken in het toenmalige Oostenrijk relatief onbekend. Geïnspireerd door de goddelijke stem in zijn hart schreef deze musicus vanaf zijn 40ste levensjaar een groot aantal profetische werken over tot nu toe onbekende geheimen in de goddelijke schepping. Daartoe behoren verschillende werken over het leven na de dood die uniek zijn en die wellicht alle literatuur van de christelijke mystiek overstijgen.
In het licht van het hedendaagse onderzoek naar bijna-dood-ervaringen en in vergelijking met de hiernamaalsvoorstellingen van andere godsdiensten, kunnen wij bij Lorber een veel uitgebreidere beschrijving aantreffen van de fasen van het sterven en van de verdere ontwikkeling van de zielen na de dood. In de hem gedicteerde boeken over het hiernamaals gaat het om de geheimen van het leven na het leven en om de ervaringen die wij allen eenmaal zullen opdoen bij onze overgang in een andere dimensie. Geen enkel individueel leven is zinloos, leert Lorber ons; elk mens wordt door God en Zijn liefde op bijzondere wijze geleid, ook na zijn dood. ... 
In het Lorberwerk treedt Jezus Christus ons als broeder en vriend, als persoonlijke begeleider in het leven tegemoet. Die boodschap, die geheel in geest is van het nieuwe testament, stond lijnrecht tegenover het hiërarchische denken van die tijd, temeer daar in talrijke teksten de nadruk wordt gelegd op de betekenis van de persoonlijke vrijheid van de mens. Belangrijke passages waren zijn tijd ver vooruit en zijn nu pas beter te begrijpen. Veel lezers zullen zich verbazen over de bijzondere woordkeus en de uitvoerige beschrijvingen in dit werk. Deze komen voort uit een spirituele zienswijze op de eeuwigheid, waarin de tijd geen rol speelt. Om in deze geschriften thuis te raken, is dan ook een speciale vorm van concentratie nodig want de beschrijving van de spirituele fenomenen kan zich bladzijde na bladzijde, hoofdstuk na hoofdstuk langzaam ontvouwen, om daarna hetzelfde fenomeen weer van een geheel andere kant uiteen te zetten. ...
De werken over het voortbestaan na de dood, die door Lorber op papier gezet werden, zijn begrijpelijkerwijs te beschouwen als leidraad op de spiritueel-christelijke weg. De kennis van het stervensproces, onze kijk op de geestelijke wereld, helpt ons het aardse leven vorm te geven, maar maakt ook onze weg tot God gemakkelijker en bereidt ons voor op ons toekomstige eeuwige leven: "Gelukkig hij, die deze uiteenzettingen met een rechtschapen hart beschouwt en zijn leven daarnaar richt! Ook hij zal eens deze weg hebben te gaan,... Heeft hij hem op aarde reeds getrouw gevolgd, dan zal hij eenmaal slechts een zeer korte weg te bewandelen hebben." ('Van de hel tot de hemel' II /303:17) 

EEN PERSOONLIJKE DROOM OVER HET HIERNAMAALS

In de herfst van 1976 tijdens mijn studietijd, werd voor mij een eerste toegang tot het Lorberwerk geopend, lang voordat ik een boek van hem onder ogen kreeg. Het was een droom tijdens een ernstige ziekte die mij aan de grens van leven en dood had gebracht. Weliswaar kon ik in die tijd de droom niet uitleggen en evenmin begrijpen. In die droom maakte mijn ziel zich los van het lichaam:
Ik vloog in de richting van de zonsondergang ver over mijn geboorteplaats heen, een onbekende vlakte tegemoet. Daar kwam ik terecht in een geel uitziend, woestijnachtig gebied met grotten waarin mensen leefden.
"Wie zijn jullie?", vroeg ik. Zij keken mij aan.
"Wij zijn de doden. En jij bent een van ons!"
"Nee!", zei ik geschrokken en vloog verder. 

De droom ging verder:
Ik kwam in een merkwaardig heuvellandschap. Op iedere heuvel stond een eenvoudig huis. In een ervan ging ik naar binnen. Een kleine vrouw kwam mij tegemoet. Haar gezicht was gedeeltelijk voor mij verborgen, alsof het achter een masker schuilging. Het was mijn grootmoeder Katharina, die in 1967 gestorven was. Tijdens mijn kindertijd had ik weliswaar geen erg nauwe band met haar. Zij kwam zichtbaar ontroerd op mij toe.
"Mijn kind, wat doe jij hier? Waar is je moeder?"
"Haar gaat het goed, Oma", antwoordde ik verbaasd. "Maar wat doet U hier?"
Ik keek rond in het schamele vertrek. Het was licht en heel spaarzaam gemeubileerd met een oude stoel en tafel. Op de tafel lag opengeslagen een heel groot, heel oud boek met grote letters, een Bijbel.
"Ik bestudeer het Woord Gods", antwoordde ze, een beetje streng, zoals ze vroeger in haar aardse leven geweest was.
"Wat saai!", dacht ik. 
Ik had het gevoel alsof ik toch nog iets anders buiten te doen had en ik nam afscheid van mijn grootmoeder en verliet het huis. Mijn blote voeten lieten sporen achter op wegen in licht, goudkleurig zand en sneeuw. Het woei hard. De terugweg naar het huis in het merkwaardige heuvelland was verdwenen...


Vreemd genoeg had ik mij in mijn kindertijd juist met deze grootmoeder niet zo erg verbonden gevoeld, ook al had ik steeds mijn zomervakanties bij haar doorgebracht. Ze was erg rechtlijnig en een beetje streng geweest. Ze had mij het lezen verboden, want dat zou mij als meisje maar op gekke gedachten brengen. Dat had ik nooit vergeten. Maar wat had dat te maken met deze droomontmoeting? En wat had dat landschap te betekenen en het eigenaardige huisje, de eenvoudige tafel en de grote, oude Bijbel? Nadat ik weer gezond was, vergat ik het hele gebeuren aanvankelijk. Zeven jaar later, toen ik op de geestelijke weg was gekomen, las ik een veelheid van religieuze boeken en werd mij ook Jakob Lorber aanbevolen. Ik kocht als eerste boek, omdat de titel mij beviel: 'De geestelijke zon, mededelingen over de levensomstandigheden in het hiernamaals'. Ik sloeg het boek willekeurig open en las:
"...want in de eeuwige morgen in de voortdurende tegenwoordigheid van de Heer woont men niet in paleizen, maar in onaanzienlijke huisjes... De graad van zaligheid is hier des te hoger naarmate hij in uiterlijke heerlijkheid en pracht achterblijft... deze woningen zijn overeenstemmingen van de ware deemoed ..." ('De geestelijke zon' I /45:17; 46:10; 61:16)
Plotseling stond de droom mij weer voor ogen met zijn beelden: de gestorven grootmoeder in haar eenvoudige huisje in het heuvelland aan gene zijde, verzonken in de studie van het Woord van God. Had ik, toen ik in de grenstoestand tussen leven en dood verkeerde, in die hemelse sfeer mogen kijken? In stootte op nog een andere passage, die mij de betekenis van de oude Bijbel met haar grote letters en de vreugde van mijn grootmoeder aan het bestuderen van de heilige woorden verklaarde.
"...Ik heb jullie immers al gezegd, dat jullie niet te vlug moeten oordelen. Hier ligt de waarde van de dingen altijd enkel in het inwendige en nooit in het uitwendige. Daarom is het inwendige ook altijd verhevener en wonderbaarlijk grootser dan het uiterlijke, want hier verhoudt zich alles, zoals het Woord van God op aarde. Eenvoudig en bescheiden staat het door middel van letters in het boek. Wanneer iemand echter door het nauwe poortje van de deemoedige liefde in het woord binnendringt, tot welk een wonderbaarlijke rijkdom komt hij dan door een enkel woord van God dat eenvoudig en bescheiden, uit letters samengesteld, in het boek staat." ('De geestelijke zon' I /10:11)

Met dit leerboek over de toestanden en levenswijzen van de overgegane zielen ontvouwt zich een uniek panorama van de "andere" wereld. Het is door zijn rijke beeld- en woordkeus niet alleen fascinerend in literair opzicht; door het gehele werk heen ontdekken wij overeenstemmingen (analogieën) die bij het lezen steeds weer nieuwe spirituele inzichten en kennis mogelijk maken. 

Gedeelte van een artikel uit het Duitstalige tijdschrift "Das Wort" 4/2003: "Das Jenseits im profetischen Werk von Jakob Lorber" door Dr. Jutta Ströter-Bender

Terug